6. Vervoerders en regiecentrales

Dit hoofdstuk is bedoeld voor:

  • Vervoerders van rolstoelen en rolstoelinzittenden
  • Taxi- en regiecentrales

 

De organisatie waarbinnen het vervoer van rolstoelpassagiers wordt uitgevoerd is de vervoerder. Zij is gehouden aan wettelijke eisen en leeft die regels te allen tijde na. Dit betekent dat het vervoermiddel dat de vervoerder voor rolstoelvervoer ter beschikking stelt, voorzien is van een Rolstoel-Inzittende-Bevestigings-Systeem (RIBS) dat voldoet aan NEN-ISO 10542. Dit vastzetsysteem bestaat uit vier vloerpunten en spanbanden waarmee de rolstoel wordt vastgezet, plus een veiligheidsgordel.

 

Als de rolstoelinzittende de overstap vanuit de rolstoel naar en van een reguliere zitplaats niet kan maken, mag deze uitsluitend vervoerd worden in een veilig vastzetbare rolstoel, bij voorkeur gecertificeerd conform ISO 7176-19. Wanneer niet aan de bovenstaande eisen kan worden voldaan, moet de vervoerder c.q. de chauffeur het vervoer weigeren.

 

 

6.1. Kennis, vaardigheden en tijd

De vervoerder heeft als werkgever de plicht om chauffeurs de noodzakelijke kennis en vaardigheden bij te brengen om het rolstoelvervoer veilig te laten verlopen. De rolstoelinzittende heeft zelf echter ook verantwoordelijkheden.

 

De hoofdregel is dat de rolstoelpassagier de overstap naar een reguliere zitplaats maakt. De rolstoel wordt in dat geval door de chauffeur meegenomen als bagage.
Als een overstap niet mogelijk is dient de rolstoelinzittende, om in een rolstoelvoertuig vervoerd te kunnen worden, bij voorkeur te beschikken over een rolstoel die voldoet aan de ISO 7176-19 norm, herkenbaar aan de haaksymbolen of ISO-sticker.

 

Is dat niet het geval en kan de rolstoel naar de beoordeling van de vervoerder ook niet veilig vastgezet en vervoerd worden, dan dient het vervoer geweigerd te worden.
Ook een rolstoel die wel voorzien is van haaksymbolen dient overigens naar de beoordeling van de chauffeur altijd veilig vastzetbaar en vervoerd te kunnen worden.
Uitgangspunt voor de vervoerder is dat de rolstoelpassagier of zijn/haar begeleider weet aan welke eisen de rolstoel dient te voldoen.

 

De vervoerder draagt zorg voor een veilig en goed werkend vastzetsysteem voor rolstoelen.
De chauffeur dient over voldoende tijd te kunnen beschikken om de rolstoel met het vastzetsysteem en de rolstoelinzittende met een veiligheidsgordel conform de veiligheidseisen vast te zetten. Als de chauffeur constateert dat er geen veilig vervoer plaats kan vinden, steunt de vervoerder hem of haar daarin.

 

 

6.2. De praktijk

Vervoerders vervoeren alleen nog rolstoelpassagiers die in staat zijn van een reguliere zitplaats gebruik te maken of die bij voorkeur beschikken over een rolstoel die voldoet aan ISO 7176-19 ofwel anderszins veilig vastzetbaar is en daardoor geschikt is als vervangende zitplaats. Vervoerders zorgen ervoor dat voertuigen voorzien zijn van een RIBS dat voldoet aan NEN-ISO 10542. Kan hier niet aan worden voldaan, dat wordt vervoer geweigerd.

 

Bij de ritvoorbereiding hoort ook het plannen van de geschikte route. Met name in het vervoer van rolstoelinzittenden hoeft niet altijd de kortste route gekozen te worden. Er dient ook zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met drempels, rotondes, slechte bestrating en dergelijke. Slechte rijomstandigheden kunnen extra belastend zijn voor een rolstoelinzittende. Als dit in verband met alternatieve afspraken met de opdrachtgever niet mogelijk is wordt de standaardroute aangehouden, maar wordt het rijgedrag aangepast.